Pastoor Roselaers

Een van de latere bewoners van het kasteel, was ook degene die het van de ondergang heeft gered: pastoor Jan Lucas Röselaers (1857–1949). Röselaers werd geboren in Brunssum, werd vroeg wees en in Merkelbeek opgevoed door zijn ongehuwde peetoom Jan Limpens en zijn zus Margaretha Limpens. Hij werd in 1884 tot priester gewijd. Na elders zijn priesterdienst ingevuld te hebben, werd hij op 31 januari 1911 pastoor van Hoensbroek.

Brief aan het gemeentebestuur

Hij vond er een onafgebouwd kerkgebouw, een pastorie, een pas gerestaureerd kerkje dat nergens voor gebruikt werd en het kerkbestuur dat overhoop lag met het gemeentebestuur. Een van zijn eerste acties was het schrijven van een brief aan het gemeentebestuur. Daarin legde hij de miserabele financiële toestand van het kerkbestuur bloot, gaf hij zijn zienswijze op de parochie en op de toekomst en vroeg hij om een subsidie in de bouwkosten van de nieuwe kerk. De gemeenteraad verleende een subsidie van 12.000 gulden en sloot daarvoor een lening af met een aflossingstermijn van vijftig jaar. De kerk werd afgebouwd en kreeg een voorportaal. Voor de geplande zuidwesttoren is nooit geld gevonden.

Initiatiefnemer

De pastoor was duidelijk een man van het initiatief. Hij beschikte over bijzondere organisatorische talenten en had maar één doel: het dienen van wat volgens hem het beste was voor Hoensbroek en de katholieke arbeiders in het bijzonder. Hij stond aan de wieg van vele verenigingen zoals de woningvereniging, toneelvereniging en volksbibliotheek. Hij was groot van postuur, liep kaarsrecht en was geheelonthouder. Parochianen luisterden met ingehouden adem naar zijn preken. Hij verzamelde mensen om zich heen die hij vertrouwde, zijn ‘werkers’ die zijn gedachten verwezenlijkten.

Koper van het kasteel

Röselaers’ grootste verdienste was wel het behoud van het kasteel. Voor de familie ‘von und zu Hoensbroeck’ was het bezit van het kasteel een financieel blok aan het been. De inkomsten uit pachten en huren waren onvoldoende om het kasteel te onderhouden. In 1921 maakte graaf Franz Lothar in de pers bekend het kasteel te willen verkopen. Daarbij stelde hij als eis dat het kasteel in herinnering aan zijn familie in stand moest worden gehouden. Er kwamen geen kopers. Wel besteedden landelijke en regionale kranten regelmatig aandacht aan het kasteel, dat sterk aan het vervallen was. Toen de gemeente het erbij liet zitten, nam de inmiddels zeventigjarige pastoor Röselaers het initiatief tot koop. Hij richtte daarvoor onder zijn voorzitterschap de vereniging ‘Ave Rex Christe’ op. De eerder door hem opgerichte ‘Woningvereniging Hoensbroek’ verschafte hem de voor de koop benodigde hypotheek van 65.000 gulden. Subsidies werden aangevraagd en verworven en in 1930 kon met de restauratie worden begonnen. In 1937 was het kasteel uit de steigers en werden de grachten weer gevuld. In 1943 was de restauratie van het kasteel eindelijk gereed. In 1939 vroeg hij om emeritaat en ging in een van de torenkamers wonen. Op 1 augustus 1940 vertrok hij van het eenzame kasteel naar Houthem, waar hij in 1949 overleed.

Kom ook iets te weten over andere kasteelbewoners

Bertus Aafjes

Een belangrijke kasteelbewoner was de bekende Nederlandse dichter-schrijver Bertus Aafjes. Hij werd door bemiddeling van de president-directeur de heer Groothoff van de Staatsmijnen kasteelbewoner.

Lees meer over deze dichter
Back to top