Voedsel bereiden
Met de invoering van tegels op de vloer werden er aan de kogelpot drie pootjes gezet voor de stabiliteit. Heeft zo’n pot oortjes, dan noemen we het een grape. De grape was multifunctioneel, maar werd hoofdzakelijk gebruikt om voedsel in te bereiden. Een kookpot in het vuur geeft roetaanslag aan de buitenzijde. Zelfs na lange tijd in de grond te hebben gezeten, is deze zwarte korst dikwijls nog op het voorwerp aanwezig. Dit type kookpotten werd vaak gegoten van brons, een legering van koper en tin. De legering heeft een roodachtige tot gelige kleur, afhankelijk van het tingehalte.
Anders koken
Koken boven open vuur was tot lang in de negentiende eeuw de enige manier om voedsel te verhitten en te garen. De prehistorische mens at voornamelijk noten, vruchten, groenten en vlees dat werd gekookt in leren kookzakken. Het duurde erg lang voordat het gaar was. Later worden deze kookzakken vervangen door kookpotten van aardewerk. Nog later, na ontdekking van ertsen in de bodem, door metaal.
De middeleeuwse keuken
In de grote woonhal was een haardvuur, waarboven het vlees aan een spit werd geroosterd en voedsel in kookpotten pruttelde. Er werd gestookt in een schouw onder een wandschoorsteen. De kookketel hing aan een ijzeren haal boven het vuur. Voedsel kon ook gestoofd worden in aardewerken potten die op gloeiende kolen stonden. In koekenpannen werden eieren en pannenkoeken gebakken. Vlees en vis werden geroosterd op een rooster of aan een spit boven het vuur. Onder het spit stond een spitschaal om het braadvocht in op te vangen.
Potten en pannen
In de keuken van een rijk huis werkten vaak meerdere koks. Ze hadden allerlei hulpmiddelen, zoals potten, pannen, ketels, kruiken, houten kuipen, rieten manden, vleesbijlen en schuimspanen. Het gewone volk bezat nauwelijks kostbare metalen potten. Men kookte eenpansgerechten in aardewerken potten die boven het vuur werden gehangen of op het brandende hout werden gezet.