Robe á la française
De jurk in de Groene kamer is een originele achttiende-eeuwse ‘Plis de Watteau’. Het is een zijden jurk met kanten decoraties, volledig met de hand geborduurd. U kunt zich voorstellen hoe kostbaar het maken is geweest. Dit model was mode in adellijke kringen in de eerste helft van de achttiende eeuw. De naam was afgeleid van de Franse schilder Antoine Watteau (1684-1721). Hij schilderde dames eindeloos vaak in deze kledij. De oorspronkelijke naam van dit type jurk is ‘robe á la française’. Kenmerkend is de achterzijde met de rijke plooien op de rug. Andere kenmerken waren het nauw gesloten torso, ingesnoerd in baleinkorset en nauwe mouwen, onderaan wijd uitlopend met diverse kantlagen. De rok is zeer wijd uitstaand, ondersteund onder de kleding door middel van een panier.
Torenhoge dameskapsels
Het was een technisch ingewikkeld patroon en lastig te construeren. In feite was de jurk een soort overjas die aan de voorzijde sloot. Het decolleté was meestal vierkant. De haren werden samen naar achter gebonden en licht versierd. Later werd de jurk steeds breder en pompeuzer, de stijl werd soms ook vernoemd naar koningin Marie-Antoinette. Typerend voor deze periode waren de torenhoge dameskapsels. Een kunstwerk van echt haar, gemengd met paardenhaar en een constructie van metaal of kussens. Het geheel werd versierd met parels, juwelen, pluimen en stukken stof. Kenmerkend was de grote achttiende-eeuwse kantproductie, dat een luxeobject werd.