Snavelschoenen
Na 1200 verschenen er schoenen met lange spitse neuzen, tootschoenen, ook wel snavelschoenen genoemd. Ze leken op het model schoenen uit Mesopotamië. Het was waarschijnlijk een ridder op Kruistocht die dit idee mee naar huis bracht. De punt van de schoen was in sommige modellen zo overdreven lang, dat hij met een kettinkje op kniehoogte moest worden vastgemaakt aan het been. De punt werd helemaal opgevuld. Hoe belangrijker iemand was en hoe minder hij hoefde te werken, hoe langer de punt was. Het werd een statussymbool voor ridders en rijke burgers.
Houten onderschoen
De punten waren wel kwetsbaar als men ermee over ongeplaveide straten liep. Het materiaal, zacht leer of fluweel, was niet zo sterk. De middeleeuwse schoenmakers maakten daarom een houten onderschoen die met een leren riempje om de snavelschoen werd gebonden. Deze onderschoenen noemde men trippen. Er bestaat tegenwoordig een schoenmerk Trippen waarvan de leest is geïnspireerd op de historische variant.